Uw pup bij de dierenarts

Uw pup bij de dierenarts

„Een positieve ervaring scheppen“: dat is de belangrijkste regel bij het eerste bezoek aan de dierenarts. Met een eerste positieve ervaring legt u een belangrijke basis voor toekomstige aangenaam verlopende bezoeken bij de arts.

 

Wennen aan het bezoek aan de dierenarts

Het is belangrijk het bezoek aan de dierenarts met een positieve ervaring te verbinden. Zo zorgt u ervoor dat uw pup een coöperatieve hond wordt die zich zelfs in een ernstig geval rustig laat verzorgen en behandelen.

Dit doel kunt u bereiken door te zorgen voor regelmatige bezoeken aan de dierenarts in het eerste levensjaar van uw pup. Bij deze bezoeken wordt de hond dan alleen maar gewogen of zonder speciale reden even op de behandelingstafel gezet. Daarna wordt hij met een snoepje of speelgoed beloond. Zo verbindt de hond de bezoeken aan de dierenarts al van tevoren met iets leuk in plaats van met iets akelig. Bespreek met uw eigen dierenarts wanneer zulke bezoeken het beste uitkomen.

Belangrijk: als uw hond van een verantwoord handelende fokker komt, heeft hij zijn eerste inenting meestal al gehad voordat u de welp mee naar huis krijgt.
 

Verplichte vaccinaties

In de eerste weken van zijn leven wordt de hondenbaby door de antilichamen uit de moedermelk beschermd. Als deze bescherming aan het einde van de zoogtijd ophoudt, vormen inentingen de enige zekere bescherming om levensgevaarlijke ziekten te voorkomen of tenminste in mildere vorm te laten verlopen. Hierdoor wordt veel lijden, en de vaak daarmee verbonden hoge behandelingskosten, vermeden. Bovendien dienen inentingen ook voor de bescherming van de gehele dierenpopulatie. Alleen als minimaal 70% van de honden ingeën is, is het mogelijk om epidemieën te voorkomen. Daarnaast kunnen een aantal ziekteverwekkers worden bestreden die van dieren op mensen overgedragen worden (zgn. “zoönose”) en die voor mensen gevaarlijk zijn.

Een volledige basisinenting in de eerste twee levensjaren is de voorwaarde voor een zo goed mogelijke bescherming. Dit betekent dat een welp op de leeftijd van 6, 9 en 12 weken en met 12 maanden ingeënt dient te worden (trouwens wordt tegen hondsdolheid wordt pas vanaf de 3e levensmaand ingeënt). Aansluitende herhalingsinentingen variëren in hun regelmaat tussen jaarlijks en driejaarlijks. Dit is afhankelijk van inentingsstof, ziekteverwekker, regio en wettelijke richtlijnen.


Aanbevolen vaccinaties zijn vooral gericht tegen de volgende ziekten:

Hepatitis:
besmettelijke leverontsteking

Leptospirose (de ziekte van Weil):
Bacteriële infectie die vooral via de urine van ratten en muizen overgedragen wordt. Ook voor mensen is deze ziekte besmettelijk en het verloop kan dodelijk zijn.

Parvo:
Een zeer besmettelijke virusinfectie die met bloederige diarree en gevaarlijke veranderingen van het bloedbeeld gepaard gaat en voor vele pups dodelijk is.

Hondenziekte (ziekte van Carré of Canine Distemper):
Besmettelijke, met koorts samengaande virusinfectie met zeer verschillende symptomen tot aan zenuwbeschadiging toe, die dodelijk kan eindigen.

Hondsdolheid:
Dodelijke virusinfectie die een hersenontsteking veroorzaakt en waarmee de mens ook geïnfecteerd kan worden.

 

De noodzaak van ontwormingskuren

Ontwormingskuren zijn heel belangrijk, omdat bepaalde soorten wormen schade kunnen veroorzaken aan het maag-darmstelsel van de hond. Ze kunnen de hond verzwakken, hem voedingsstoffen die voor hem van levensbelang zijn ontnemen en, afhankelijk van het soort parasiet, ook nog andere organen aantasten.

De eerste ontwormingskuur dient al op de leeftijd van twee weken te worden gegeven, omdat puppy’s al voor de geboorte of door de moedermelk geïnfecteerd kunnen worden. Tot de tijd dat de pup overgeschakeld is op vaste voeding moet deze ontwormingskuur elke twee weken herhaald worden. En twee weken na de laatste kuur nog eens, meestal dus al in zijn nieuwe huis. Het daarna volgende ontwormingsschema richt zich meestal naar het individuele infectierisico van de pup. Alternatief kan ook een monster genomen worden van gedurende drie dagen verzamelde ontlasting, die dan onderzocht wordt op parasieten. Zo kan het toedienen van een ontwormingskuur worden vermeden als er geen infectie voorhanden is. Bij veel honden is een tussenpoos van drie maanden tussen de ontwormingskuren of controles toereikend gebleken.

Bij honden die vrij rond mogen lopen, voor de jacht worden gebruikt of met uitwerpselen van andere dieren in aanraking komen, kunnen kortere tussenfases nodig zijn; zeker als ze veel in contact komen met kleine kinderen, oudere mensen of mensen met verminderde afweer. Het ontwormingsschema kan door uw dierenarts individueel worden aangepast. Opdat uw viervoeter de inentin-gen gezond en zonder parasieten zou kunnen ondergaan, vindt in het optimale geval een ontwormingskuur of immunologisch onderzoek van de uitwerpselen twee we-ken voor de inenting plaats.

Ontwormingskuren en de controle op rond- en lintwormen zijn belangrijk, want parasieten kunnen schade aan het maag-darm-stelsel van de hond veroorzaken en, afhankelijk van de soort, ook andere organen aantasten.
 

Bescherming tegen ectoparasieten

Er zijn verschillende manieren om de viervoeter te ontwormen. Er zijn zowel tabletten als pasta’s of emulsies beschikbaar die door de eigenaar kunnen worden toegediend. Niet elke remedie is geschikt voor elke leeftijd en elk type parasiet. Bij het kiezen van het juiste product helpt uw dierenarts u graag.

Er zijn veel verschillende parasieten die op de huid en op het haar van de hond leven (Grieks „ecto“ voor de buitenkant). De twee meest voorkomende en iets gemakkelijker te herkennen parasieten zijn vlooien en teken. Daarnaast zijn er mijten, die veel kleiner zijn dan vlooien. Ook leven sommige mijtensoorten verborgen in de huid of de haarzakjes en talgklieren, andere weer diep in de gehoorgang. Hiervoor moet altijd een dierenarts geraadpleegd worden. Hoofdluizen of hondenluizen (Trichodectes canis) komen hier veel minder vaak voor dan de eerder beschreven ectoparasieten. In de regel zal een parasitaire besmetting bij honden met merkbare jeuk, rusteloosheid of huid- en vachtveranderingen merkbaar zijn. In sommige gevallen kunnen soortgelijke symptomen ook bij de mens voorkomen.

Er moet bij de ectoparasieten speciale aandacht worden besteed aan teken omdat deze ernstige, mogelijk levensbedreigende ziekten kunnen overdragen. Daarom moet in gebieden met een groot aantal teken een preventieve behandeling plaatsvinden bij honden. Vlooien kunnen op hun beurt lintwormen overbrengen. Bovendien zijn ze extreem irritant voor de viervoeter door de jeuk die ze veroorzaken. Omdat de meeste vlooien niet op de hond leven, maar in zijn omgeving, is bij een vlooienplaag het schoonmaken van het hele huis van groot belang.

Dagelijkse nauwkeurige controle van huid en vacht – bij voorkeur bij het borstelen of het screenen van het dier – en een consistente preventieve behandeling moeten worden toegepast om uw hond, de mensen en andere dieren in zijn omgeving te beschermen tegen parasieten en hun mogelijke gevolgen.

Voor de profylaxe en behandeling zijn talrijke preparaten met verschillende geschiktheid en betrouwbaarheid beschikbaar; uw dierenarts helpt u graag bij het kiezen van de juiste oplossing.

 

terug naar advies